“Drie jaar heb ik op straat geleefd. Dat was zwaar, een leven als een opgejaagd dier. Mensen behandelen je als oud vuil, je wordt getrapt en verjaagd.”
“Voordat ik op straat terechtkwam had ik een eigen zaak. De zaak ging slechter lopen en ik kreeg een huurachterstand. Op een gegeven moment liep alles stuk. Ik ben alles kwijtgeraakt, mijn zaak, mijn huis en mijn gezin. En het allerergste, daarna ook nog mijn dochter die verongelukt is bij een auto-ongeluk.
Toen ik op straat leefde, sliep ik in de Nachtopvang. De mensen van de nachtopvang stonden altijd voor mij klaar als ik behoefte had aan een luisterend oor. In die periode op straat heb ik als gevolg van een hernia een dwarslaesie opgelopen. De operatie die ik ondergaan heb, is geslaagd. Ik kan weer lopen. Maar wel moeizaam. Verslavingszorg, het Leger des Heils en Wender wilden een veilige plek voor mij. Zo kwam ik terecht in het Ommelanderhuis.
Ik krijg hier de hulp, de rust en de verzorging die ik nodig heb. Zoals hulp bij het op orde krijgen van mijn financiën. Ik heb veel schulden en leef nu van tien euro per week. Daar red ik het mee. Ik kijk naar beneden in de supermarkt, daar staan de goedkope boodschappen.
Op straat bedelen doe ik niet meer. Toen ik een keer stond te bedelen, kwamen er mensen die in mij de lookalike zagen van Lemmy, de zanger van Motörhead. Toen heb ik een tijdje ingeschreven gestaan bij een modellenbureau. Ik ben vaak gefotografeerd. Vind ik prima. Eén muur van mijn kamer is helemaal behangen met foto’s die van mij gemaakt zijn.”