Sinds zijn achttiende heeft Stefan (47) geen eigen huis meer gehad. Na een heftige traumatische gebeurtenis zwerft hij van plek naar plek. Tot hij niet meer kan en besluit bij Wender aan te kloppen. Nu is hij bijna zover dat hij klaar is voor een eigen stek. ‘Dit is een oefenplaats voor als ik straks écht zelfstandig ga. Dan heb ik weer een thuis, nu ontbreekt alleen de ‘t’ nog.’
‘Ik heb net gestofzuigd’, zegt Stefan als hij zijn kamer in de Algemene Opvang aan de Nieuweweg binnenstapt. Hoge ramen, uitzicht op de Weaze, een eigen keuken en douche: een prima plek, vindt hij. Twee jaar terug had hij niet gedacht dat hij zou zijn waar hij nu is. Want Wender, dat was in zijn ogen een instantie waar hij niet hoorde. ‘Mijn beeld van de hulpverlening is drastisch veranderd. Ik wil mensen echt meegeven om over hun vooroordelen heen te stappen.’
Achttien is Stefan als hij zijn vader verliest door een moordaanslag. Door de traumatische gebeurtenis loopt hij PTTS op, een posttraumatische stressstoornis. Stefan beleeft de heftige situatie vaak opnieuw (een symptoom van PTTS). Vooral zo rond december, de tijd waarin hij zijn vader moest verliezen. ‘Ieder jaar rond die tijd was ik stuurloos. Alles wat ik op had gebouwd viel weg. Ik stootte iedereen af, vertrouwde niemand.’ Jarenlang leidt Stefan een zwervend bestaan. Dan slaapt hij weer even bij een vriend, dan verblijft hij weer bij kennissen. Een vaste plek heeft hij niet. Tijdens het uitzitten van een oude straf komt de Leeuwarder met een reclasseringsmedewerker in contact die hem vertelt over Sociaal Pension Bonifatiusplein van Wender. Dan moet hij daar nog niets van weten. ‘Ik vond dat ik daar niet thuishoorde.’
Als Stefan weer in de gevangenis belandt denkt hij nog eens goed na over een verblijf bij Wender en besluit zich toch aan te melden. ‘Ik was aan het eind van mijn krachten, vooral psychisch. Ik had gehoopt dat het allemaal wel voorbij zou gaan, maar het werd erger. Ik was bang om mijzelf helemaal kwijt te raken. Het was nu of nooit.’ Stefan komt op de wachtlijst van het Bonifatiusplein terecht. Zeven maanden moet hij wachten. Die tijd brengt hij door bij zijn ex-vriendin. ‘Zonder haar hulp had ik het niet gered. Die maanden heb ik gebruikt om mijn motivatie te laten groeien en het beeld wat ik had over Wender bij te stellen.
‘Ik wil mensen echt meegeven om over hun vooroordelen over hulpverlening heen te stappen.’
Na bijna dertig jaar zonder eigen dak komt Stefan dan eindelijk terecht in Sociaal Pension Bonifatiusplein. ‘De eerste maand was het zwaarst. Mijn uitkering werd op mijn rekening gestort en ik verdween zeven dagen van de radar. In Leeuwarden zitten ook de verleidingen. Je belandt weer in je oude circuit.’ Stefan beseft dat dit ook niet opschiet en na een gesprek met zijn begeleider besluit hij er toch voor te gaan. Zijn schulden worden aangepakt en hij gaat therapie volgen om zijn trauma’s te leren verwerken. ‘Na die eerste maand heb ik mij wat meer opengesteld. Ik heb het etiket van ‘instantie’ proberen te negeren en mijn kamer in het Sociaal Pension te zien als een hotelkamer waar je tijdelijk verblijft en hulp krijgt. Ik merkte de groei, voelde steeds meer ruimte in mijn hoofd om dingen aan te pakken.’
Stefan vertelt over zijn jeugd. Een fijne opvoeding had hij, ‘met goede normen en waarden.’ Na het verlies van zijn vader lukt het hem maar lastig om aan zijn leuke jeugd te denken. ‘Ik kon er niet meer bij. Ik was alleen nog maar de Stefan van na het trauma.’ Door de EMDR-therapie (een therapie die helpt traumatische ervaringen te verwerken met behulp van oogbewegingen of geluiden) lukt het hem bij zijn verleden te komen. ‘Ik moest echt over mijn wantrouwen heenstappen, ik dacht dat EMDR echt een abacadabra-iets was. Waarom zou dat moeten werken? Nu kan ik weer bij dat stuk komen van voor de ellende, bij de goede dingen.’
Dat vindt hij prettig aan de hulp die hij bij Wender krijgt, dat naar zijn hele verhaal gekeken wordt. Stefan gooit de term krachteninventarisatie in het gesprek. Dit is een plan waarin doelen staan die hij met zijn begeleider heeft opgesteld (zie ook kader). Doelen uit zijn krachteninventarisatie zijn onder meer het aanleren van een dag- en nachtritme, schulden regelen en leren zelfstandig te leven. Bij het Bonifatiusplein maakt Stefan hier grote vorderingen in. ‘Mijn begeleider had wel eens aangegeven om verder te kijken. In het begin was ik wat afwachtend en had ik zoiets van: als ik eraan toe ben zeg ik het wel. Het laatste halfjaar voelde ik echt dat ik er klaar voor was om verder te gaan.’
‘Ik merkte de groei, voelde steeds meer ruimte in mijn hoofd om dingen aan te pakken.’
Om de overgang te maken naar de Algemene Opvang van Wender, moet Stefan eerst laten zien dat hij kan rondkomen met zijn voedingsbudget en zelfstandig kan koken. Het eerste maaltje dat hij na lange tijd voor zichzelf bereidde? ‘Rendang met boemboe. Ik heb een Indische achtergrond, vandaar. In het begin ben je heel bewust met het oefenen bezig. Later ging het vanzelf. Als je heel de tijd blijft denken dat je het moet leren, blijft het zo stageachtig.’
Zo’n twee maanden woont Stefan nu op de Algemene Opvang. ‘Dit voelt behoorlijk zelfstandig hoor. Ik zie het nu als een flatje waar indien nodig iemand komt kijken hoe het gaat. Loop ik ergens tegenaan, dan heb ik de mogelijkheid om dat aan te geven. In het begin voelde ik mij veel hulpelozer en stond ik afwachtend tegenover hulp. Dat gevoel heb ik totaal niet meer. Zou ik dat voelen, dan geef ik dat aan. Ik weet nu weer hoe ik dingen aan moet pakken. Dat is de uitkomst van de weg die je bewandelt. Het is mijn eigen verdienste.’
Stefan ziet zijn plek op de Algemene Opvang als overbrugging naar de maatschappij. Zijn volgende, en hopelijk laatste, stap: een eigen huis. En dat wil hij in één keer goed doen. ‘Over twee jaar woon ik zelfstandig, het liefst in een huisje met een tuintje én een boven en onder. Ik ga niet gelijk reageren op het eerste het beste huis. Ik wil wel het gevoel hebben dat het mijn droomhuis is. Dat zou mijn eerste huis zijn na mijn achttiende. Dan komt die ‘t’ er weer bij en wordt het thuis. Dat is het verschil met nu. Thuis is een plek waar je je prettig en goed voelt. Dat je de deur dicht trekt, op de bank ploft en denkt: hier ben ik de baas.’
Krachtwerk is de begeleidingsmethode waar Wender mee werkt. Wie woont bij Wender is gekoppeld aan een begeleider. Deze stelt samen met een cliënt een plan op, gebaseerd op diens wensen: een zogenaamde krachteninventarisatie . De focus ligt hierbij op krachten en talenten van cliënten, niet op hun gebreken. Wat wil iemand bereiken en hoe? Een doel wordt zo klein en overzichtelijk mogelijk gemaakt; gekeken wordt naar wat haalbaar is. Vaak gaat het over wensen op het gebied van wonen, werken, gezondheid en sociale ontwikkeling. Tijdens een begeleidingsperiode is de krachtinventarisatie een terugkomend onderwerp in gesprekken tussen begeleider en cliënt: in hoeverre zijn de gestelde doelen in zicht en wat zijn eventuele vervolgstappen? Waar nodig wordt het actieplan weer aangepast. De rode draad van Krachtwerk is dat de regie in handen van een cliënt zelf blijft.
Tekst: Majelle Hoek. Foto: Marchje Andringa.