‘Ooit wil ik een vader voor mijn dochtertje kunnen zijn’
KALM
Tot zijn zestiende was Altaib (25) een vrolijke positieve jongen. Totdat hij ging blowen. Vanaf dat moment liep alles mis. Verkeerde vrienden, dealen, ruzie maken. Door zijn gedrag kon hij bij niemand meer terecht en belandde hij op straat. Sinds kort woont Altaib daarom bij Wender. ‘Ik heb regels en structuur nodig’.
Altaib: ‘Waar het fout liep? Ik was zestien toen ik begon met blowen. Tot die tijd ging alles goed. Ik volgde een mbo-opleiding detailhandel. Ik sportte veel en thuis was het prima. Tot het blowen. Ik hing liever met m’n vrienden op straat dan dat ik op school was. Mijn ouders vonden het verschrikkelijk. Thuis kreeg ik daarom steeds vaker ruzie. Toen mijn vriendinnetje zwanger raakte, ben ik bij haar gaan wonen.’
‘Het samenwonen ging niet goed. Ik blowde elke dag. Ik ging zelf ook dealen en andere drugs gebruiken. Nadat ons dochtertje werd geboren, was mijn vriendin er klaar mee. Ik ging naar mijn ouders terug. Na een paar dagen hebben zij me ook het huis uitgezet. Het ging niet. Mijn vader heeft me bij Wender in Leeuwarden gebracht. Ik kreeg een plekje in het Huis voor Jongeren. Het duurde niet lang toen ik het daar verknalde. Toen stond ik écht op straat.’
‘Soms werd ik drie keer per dag door de politie opgepakt. Het maakte mij niets meer uit’
‘Dat was een moeilijke periode. Ik was veel boos. Vooral op mijzelf. Rondhangen op straat maakte het niet beter. Ik verveelde me, haalde stomme dingen uit. Ging dingen vernielen, ruzie zoeken. Ik kreeg winkelverboden, gebiedsverboden. Soms werd ik drie keer per dag door de politie opgepakt. Het maakte mij allemaal niets meer uit. Ik wist niet meer wat ik met mezelf moest. Gelukkig kreeg ik een nieuwe kans bij Wender.’
‘Bij mijn ouders hoefde ik tot mijn achttiende nooit iets te doen. Alles werd voor mij gedaan en geregeld. Nu moet ik op eigen benen staan. Dat is lastig. Zonder regels en structuur doe ik de verkeerde dingen. Bij Wender leer ik mijn kamer schoonhouden, eten koken, elke dag naar de dagbesteding gaan. Niet met politie in aanraking komen. Het gaat steeds iets beter. Ik voel me hierdoor rustiger, ik ben minder boos en heb minder ruzie.
Ik heb geen contact meer met mijn dochtertje. Dat vind ik jammer. Ik wil hier graag leren om een goede vader voor haar te zijn. Ik weet dat daarvoor nog veel moet gebeuren. Mijn financiën moeten op orde en ik moet stoppen met roken. Het zou mooi zijn wanneer ik ooit op mezelf kan wonen. In een eigen huis. Ze zeggen dat ik op de goede weg ben. Ik moet nu vooral volhouden.’